Dit is een bonus aflevering van de Slimmer Presteren Podcast, over sport, onderzoek en innovatie. In deze aflevering hebben Gerrit, Jurgen het over:
Hoe herken je het volgende wielertalent? Deep Dive over het promotie-onderzoek van Dr. Jens Voet
Tijdens de Tour de France zit je op het puntje van je stoel. De demarrages van Pogacar, de alleskunner Van der Poel, de onverzettelijkheid van Vingegaard: Ze lijken geboren om te winnen. Maar zijn ze écht geboren kampioenen? Of zit hun talent ergens anders verstopt?
In deze extra lange bonusaflevering duiken we met sportwetenschapper Jens Voet in de wetenschap achter wielertalent. Wat maakt iemand tot prof? Hoe onderscheid je het echte talent van de vroegrijpe belofte? En kunnen data ons helpen om de sterren van morgen beter te herkennen?
Talent laat zich niet meten in wattages alleen
Jens promoveerde aan de Vrije Universiteit Amsterdam op een serie studies naar talentontwikkeling in het wielrennen. Hij werkte met datasets van duizenden jonge renners, onderzocht hun vermogensprofielen en bekeek hoe die zich ontwikkelen onder vermoeidheid.
Zijn conclusie: de verschillen tussen toprenners en ‘bijna-profs’ worden pas zichtbaar ná een uur koers. Dus niet bij de eerste sprint, maar bij het afzien. Daar zie je wie er echt bovenuit stijgt.
En dat verklaart meteen waarom het lastig is om toekomstige toppers op jonge leeftijd al te spotten. Want de jongens (en meisjes) die nu winnen bij de junioren, zijn niet per se degenen die jaren later Parijs halen.
De rol van ‘taaiheid’ en herstelvermogen
Volgens Jens draait het bij wielertalent steeds meer om ‘resilience’ – wie blijft presteren onder druk en vermoeidheid? In zijn onderzoek liet hij zien dat toppers vooral uitblinken in wat hij noemt “durability”: het vermogen om ook ná een zware inspanning nog hoge vermogens te blijven trappen. Dit verklaart waarom profs vaak niet verschillen in piekwaarden, maar wel in hoe lang ze die prestaties kunnen volhouden.
Dat heeft grote implicaties voor hoe we naar talentontwikkeling kijken. Minder focus op topwaarden, meer aandacht voor herstel, mentale weerbaarheid en progressie over tijd.
Een schat aan data, maar ook nog veel vragen
Het promotieonderzoek van Jens is rijk aan inzichten, maar roept ook vragen op:
- Hoe valide zijn de datasets uit juniorenwedstrijden?
- Hoe voorkom je dat vroegrijpe talenten overtraind raken?
- En hoe gebruik je de bevindingen in de praktijk – als coach, ploegleider of sporter?
Jurgen en Gerrit leggen hem het vuur aan de schenen. Met de nieuwsgierigheid van de journalist, en de ervaring van de sporter. Zo ontrafelen ze samen het complexe landschap van talentherkenning in de wielersport.
Ideaal zomerluistervoer voor wielerfans
Deze bonusaflevering is geen snelle tip & trick-show. Het is een diepe duik in wetenschap, data en filosofie achter sportief succes. Perfect voor iedereen die deze Tour wil gebruiken om verder te denken: hoe worden kampioenen eigenlijk gevormd? En hoe spot je de volgende?
Luister mee en ontdek waarom talent in het wielrennen meer is dan alleen vermogen. Het is een samenspel van fysiologie, psychologie, timing én geluk.
Vragen die in deze aflevering worden beantwoord zijn:
1. Wie is Jens Voet?
Jens Voet is bewegingswetenschapper, wielercoach en vers gepromoveerd onderzoeker aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Op 6 mei 2025 verdedigde hij zijn proefschrift Gearing up for greatness, waarin hij zich boog over talentherkenning en -ontwikkeling in het professionele wielrennen.
Zelf begon hij als jonge renner bij ZRTC Theo Middelkamp, maar inmiddels is hij actief als coach en performance-analist bij de U23-ploeg van het Zwitserse Tudor Pro Cycling Team. Eerder werkte hij onder meer als trainer bij Metec en liep hij stage bij het toenmalige Team Sunweb. Jens combineert wetenschappelijke inzichten met praktijkervaring uit het peloton, en is daarmee een unieke stem in het debat over wat een wielertalent écht succesvol maakt.
2. Wat maakt iemand een écht wielertalent, volgens het onderzoek van Jens?
Volgens Jens Voet is het niet het piekvermogen of de sprintkracht dat het verschil maakt tussen talent en top. Wat wél het verschil maakt, is het vermogen om onder vermoeidheid hoge prestaties te blijven leveren – wat hij “durability” noemt.
Veel jonge renners kunnen indrukwekkende waardes trappen in een test of wedstrijd van 20 minuten. Maar pas na een uur volle bak koers, wanneer vermoeidheid intreedt, zie je wie echt boven komt drijven. Toppers kunnen dan nog steeds diep gaan en herstellen, waar anderen terugvallen. Talentherkenning vraagt dus om andere meetmomenten en een andere bril.
3. Waarom is het zo moeilijk om toekomstig wielertalent vroeg te herkennen?
Een van de grote problemen in talentherkenning is het onderscheid tussen “early bloomers” en duurzame talenten. Jens laat zien dat veel jonge renners die opvallen in de jeugd door fysieke voorsprong, bijvoorbeeld omdat ze eerder in de puberteit zijn, later niet per se doorstromen naar het profniveau.
Andersom geldt dat laatbloeiers vaak onterecht worden overgeslagen. Omdat traditionele selectiemomenten (zoals nationale kampioenschappen) kortdurend zijn en piekprestaties belonen, missen we vaak de taaie, duurzame talenten die in het echte werk tot bloei zouden komen.
4. Wat betekent dit voor talentontwikkeling in het wielrennen?
De bevindingen van Jens vragen om een fundamentele herziening van hoe we met talenten omgaan. Selectiecriteria zouden minder moeten draaien om momentopnames, en meer om ontwikkeling over tijd.
Ook herstelvermogen en mentale weerbaarheid zouden een grotere rol moeten spelen in de beoordeling. Jens pleit niet voor een compleet andere aanpak, maar wel voor meer nuance: laat jonge renners zich op verschillende momenten tonen, geef ruimte voor groei, en wees voorzichtig met te vroege selectie of afwijzing. Het draait niet alleen om wie nú de sterkste is, maar wie zich structureel ontwikkelt.
5. Hoe belangrijk zijn vermogensprofielen in het herkennen van wielertalent?
Vermogensprofielen, zoals 5 seconden piek, 20 minuten drempel, etc., zijn waardevolle tools, maar volgens Jens slechts een deel van het verhaal. Hij toont aan dat toppers en subtoppers in rust vergelijkbare waardes kunnen halen. Het verschil zit hem in het vermogen om onder vermoeidheid die waardes te behouden.
Jens gebruikte daarvoor unieke datasets van vermogensmetingen in koerssituaties en ontdekte dat duurzaamheid een cruciale factor is. Dat betekent dat coaches ook moeten kijken naar progressie onder belasting, en niet alleen naar absolute piekwaarden.
6. Speelt mentale veerkracht ook een rol bij het doorbreken als prof?
Zeker. Jens benoemt mentale veerkracht als een belangrijke maar lastig meetbare factor. In zijn gesprekken met coaches en renners komt telkens terug dat de weg naar de top zelden recht is. Blessures, tegenslag, prestatiedruk: het zijn allemaal uitdagingen die vragen om mentale hardheid en flexibiliteit.
Renners die leren omgaan met teleurstelling, die zichzelf kunnen blijven motiveren en die structuur vinden in een onzekere omgeving, hebben een grotere kans om het te redden. En ook dat zie je niet terug in een sprintuitslag of wattage-overzicht.
7. Wat kunnen coaches en teams concreet doen met dit onderzoek?
Jens hoopt dat teams zijn bevindingen gebruiken om talentherkenning breder te maken. Bijvoorbeeld door meer gebruik te maken van vermoeidheidsprotocollen in testen, of door prestaties in meerdaagse wedstrijden zwaarder te laten meewegen.
Ook pleit hij voor het volgen van renners over langere tijd, zodat progressie inzichtelijk wordt. Het gesprek aangaan met de renner, over motivatie, herstel, aanpassing, is minstens zo belangrijk als de data. Jens wil wetenschap niet als waarheid presenteren, maar als hulpmiddel om betere keuzes te maken in een complex proces.
8. Waarom is dit onderzoek relevant voor wielerfans tijdens de Tour?
Omdat we tijdens de Tour allemaal de vraag stellen: hoe kán het dat sommige renners blijven aanvallen, waar anderen breken? Het onderzoek van Jens Voet geeft daar een deel van het antwoord op.
Hij laat zien dat het echte verschil tussen goed en geweldig vaak zit in wat je nog kunt na een uur, twee uur, drie uur knallen. Als je kijkt naar Pogacar, Vingegaard of Van der Poel, zie je geen sprinters of tijdrijders, je ziet taaie alleskunners met een ongelooflijk herstelvermogen. En misschien is dát wel de kern van topwielrennen.
Handige bronnen en links:
- Persbericht van de VU Amsterdam over het promotieonderzoek van Jens Voet: https://vu.nl/nl/nieuws/2025/scouten-met-oog-voor-de-toekomst-hoe-we-wielertalent-beter-kunnen-ontwikkelen
- Het volledige proefschrift van Jens Voet online: https://research.vu.nl/files/402503313/full%20version%20thesis%20-%20jens%20voet%20-%20online%20versie%20-%2067d941c0b8c71.pdf
- Profiel van Jens Voet in het AD: https://www.ad.nl/borsele/jens-voet-is-trainer-bij-zwitserse-wielerploeg-tudor-hoe-raar-het-ook-klinkt-we-willen-talenten-veel-fouten-laten-maken~aa7f8dec
- De onderzoeken van Jens Voet bij elkaar op Reseachgate: https://www.researchgate.net/profile/Jens-Voet
- Jens Voet op LinkedIn: https://www.linkedin.com/in/jens-voet-905057165
- Profiel van Jens Voet op ProCyclingStats (PCS): https://www.procyclingstats.com/staff/jens-voet